GUE Gasmanagement - Introductie

Je zit op 30 meter diepte en je hebt nog 10 bar in je fles. Nu beslissen: een kans op DCS of verdrinken. …Wat doe je?

Het antwoord op deze vraag is voor iedereen zonder suïcidale neigingen eenvoudig. Bij een keuze tussen de kans op pijn of een zekere verdrinkingsdood zal iedereen kiezen voor de eerste optie. Kort gezegd: gas is veel belangrijker dan decompressie.

Iedereen lijkt dit te begrijpen aangezien het cliché “Plan je duik en duik je plan” er reeds vanaf de eerste theorieles bij iedere beginner ingeprent wordt. Waar echter geen bevredigend antwoord op gegeven wordt is de vraag: “Hoe doe ik dat dan?”

 

GUE Gasmanagement

“Plan je duik en duik je plan”

Gasberekeningen maken zittend achter een bureau als je beschikt over pen, papier en een rekenmachine is heel eenvoudig. Daar waar geleerden hun hoofd breken over wat nu precies de juiste decompressie is, is voor gasmanagement niet meer nodig dan wat rekenvaardigheden die -als het goed is- zijn opgepikt op de lagere school.

Dit doet onmiddellijk de vraag rijzen waarom er dan niet een eenvoudige, praktische en algemeen geaccepteerde methode door de reguliere opleidingsinstituten is ontwikkeld en uitgedragen wordt.

In theorieboeken en in internetdiscussies wordt veel aandacht besteed aan het omgaan met decompressie met als doel het voorkomen van decompressieziekte. Lange avonden worden besteed aan het doorgronden van het gedrag van bellen in weefsels en menig discussie wordt gewijd aan het verfijnen van opstijgprofielen. Dit terwijl een groot deel van de decompressie ongevallen veroorzaakt wordt door het overslaan van stops als gevolg van een gebrek aan gas (pdf)Externe Link.

In dit artikel wordt een poging gedaan een eenvoudige en praktisch toepasbare methode voor het plannen van duiken aan te reiken. Hopelijk zal het duikers laten inzien dat “Plan je duik en duik je plan” niet iets is dat tijdens een theorieavond voor beginners in een clubhuis verkondigd moet worden maar dat het ook echt een plaats verdient aan de waterkant.

De Klassieke Methode

Eerst bekijken we de “klassieke methode” om een gasberekening te maken en die werkt als volgt:

  1. Neem een profiel in gedachten; tijd en diepte
  2. Bereken gasverbruik voor afdaling, bodemfase en opstijging.
  3. Kijk of je met 50 bar in de fles boven komt.
  4. Pas bodemtijd en vervolgens de bijbehorende opstijging net zo lang aan dat je op die 50 bar uit komt.

Deze methode roept een aantal fundamentele vragen op:

  • Waarom 50 bar en niet 60, 75 of 43 bar?
    Waar is deze hoeveelheid eigenlijk op gebaseerd? Lekker rond getal? Makkelijk onthouden? …Omdat de wijzer van manometer daar in het rood gaat?

  • Wanneer moet aan een opstijging worden begonnen?
    50 bar overhouden aan de oppervlakte is eigenlijk een volkomen irrelevant gegeven. Niemand is geïnteresseerd in dingen die niet gebruikt worden. Zo wil een automobilist niet weten hoeveel liters hij over heeft als hij de pomp eenmaal gehaald heeft, maar liever tijdig weten wanneer hij moet gaan tanken om niet zonder brandstof komen te staan. Een duiker wil na afloop niet weten hoeveel langer zijn duik nog had kunnen duren. De échte vraag zou eigenlijk moeten zijn: hoeveel gas is nodig om een opstijging te kunnen maken zonder dat er, in het meest ongunstige scenario, een gastekort kan ontstaan?

  • Hoe kan ik deze ingewikkelde berekening snel toepassen?
    Hoe ga je bovenstaande proces van trial-and-error toepassen als je vlak voor de duik hoort dat het wrak of rif toch op een andere diepte ligt dan waarvoor is gepland?

Problemen met deze methode

Het probleem van deze klassieke methode is dat hij niets zegt over het moment waarop je je duik moet afbreken. Er wordt niet of nauwelijks rekening gehouden met verschillende soorten apparatuur (cilindermaten), verschillende dieptes, falende apparatuur en het feit dat je met een buddy duikt.

Tegelijk is de klassieke methode zeer exact: tot op de minuut, de meter waterdiepte en op een liter nauwkeurig wordt gebruik makend van een zo laag mogelijke Surface Air Consumption (SAC) per individueel onderdeel van het (denkbeeldige) duikprofiel berekend hoeveel gas verbruikt zou worden om zo tot een exact aantal liters gas te komen.

In een ideale wereld zouden we inderdaad in staat zijn om ook werkelijk dit exacte plan uit te voeren. De wereld is echter niet ideaal en duiken volgens een dergelijk nauwkeurig plan is dan ook niet of nauwelijks mogelijk. Veel duikers beseffen dit ook en zien dan ook de beperkte toegevoegde waarde van de moeite die het kost om een dergelijk plan te maken. Op basis van wat er tijdens de duik te zien is en wat ervaring, wordt daarom op een willekeurig moment een opstijging ingezet met de bedoeling om met de eerder genoemde 50 bar boven te komen. Wanneer het exact moment gekozen moet worden om aan de opstijging begonnen moet worden, wordt een ruime marge vaak te conservatief en zonde van gas en duiktijd gevonden.

De klassieke methode geeft duikers onvoldoende houvast op kritieke momenten, is te ingewikkeld en daarom in de praktijk te weinig toegepast.

De 1/3 regel

Veel duikers leren, bij gebrek aan een nauwkeurige of praktische berekening, gebruik te maken van de 1/3 regel. Bij deze regel wordt een derde van het gas gebruikt voor de heenweg, een derde voor de terugweg en een derde als reserve. Hoewel het voor menig recreatieve duik (zonder decompressieverplichting dus) op zich geen slechte benadering is, geeft deze regel nog steeds maar een beperkt houvast voor de duiker en kan het niet echt bestempeld worden als een duikplan. Profielen waarbij dit te aggressief of te conservatief is, zijn eenvoudig te bedenken.

De 1/3 regel is afkomstig uit het grotduiken en wordt ook wel de Rule of Thirds genoemd. Deze regel komt meer tot zijn recht bij het plannen van een verre duik (horizontale afstand), dan het plannen van een diepe duik omdat de terugweg bij een diepe duik langer duurt dan de heenweg.

Software

Decompressiesoftware zoals Decoplanner, GAP en V-Planner geven ook een indicatie van de hoeveelheid gas die nodig is voor een bepaalde duik. Deze software houdt echter geen rekening met noodgevallen zoals een buddy die zonder gas komt te zitten.

…Maar hoe moet het dan wél?

Een praktische gasplanning is niet gebaseerd op een standaard getalletje van 50 bar, maar dient rekening te houden met de bijzonderheden van de duik, houdt rekening met mogelijke problemen en is niet meteen waardeloos zodra wordt afgeweken van het oorspronkelijke plan. Tenslotte moet de planning snel op te stellen zijn, zonder het gebruik van computers of een rekenmachine. De ervaring leert dat een planning waarbij veel rekenwerk komt kijken in de praktijk eigenlijk niet opgesteld wordt.

De planning die op deze pagina's wordt toegelicht is de methode die wordt aangeleerd bij de duikopleidingen van Global Underwater Explorers (GUE)Externe Link. De methode van GUE wijkt erg af van wat de traditionele (technische) organisaties instrueren tijdens hun opleidingen.

Deze methode lijkt op het eerste gezicht omslachtig, maar is dat niet. Je voert de meeste berekeningen namelijk eenmalig uit en kan daar bij latere duiken van profiteren. Het resultaat is een realistische gasplanning die snel kan worden aangepast aan wisselende omstandigheden.

Een veelgehoord commentaar op de GUE methode is dat het te conservatief zou zijn, wat weer zou resulteren in kortere bodemtijden en het gebruik van te grote flessen.

Uitgangspunten

Aan de basis van GUE gasplanning staan een aantal uitgangspunten:

  • Je hebt een realistisch beeld van het eigen gasverbruik.
  • We duiken met een buddy en willen ook altijd met die buddy boven kunnen komen.
  • We gaan uit van een standaardopstijging waar we eventueel een decompressieverplichting aan toevoegen.
  • Vanaf het moment dat de duik begint zijn we op de bodem, de afdaling is dus onderdeel van de bodemtijd.
  • Bij de berekeningen gaan we steeds uit van flessen die zijn gevuld tot 200 bar. Er wordt veel gevuld tot 232 bar, maar de praktijk leert dat deze druk vaak rond de 200 bar uitkomt als gevolg van warmteontwikkeling tijdens het vullen en het koude water waarin gedoken wordt,. Het is daarom niet realistisch om met drukken hoger dan 200 bar te plannen. Hierbij moet worden opgemerkt dat binnen het DIR systeem geen gassen op 300 bar worden gebruikt.

GUE gasplanning gaat op hoofdlijnen als volgt:

  1. Bepaal de gemiddelde Diepte voor je duik
  2. Bepaal de bijbehorende hoeveelheid Minimum Gas voor de opstijging
  3. Plan de Bodemtijd en Decompressie
  4. Bepaal de Turnpressure


Noot: Dit artikel behandelt de basis onderdelen van de GUE methode. Er worden geen voorbeelden gegeven van het maken van een gasplanning waarbij bodemstages of aparte decompressiegassen worden gebruikt. Hier zijn aparte richtlijnen voor die naadloos aansluiten bij de in dit artikel behandelde procedures. Om deze correct aan te leren wordt aangeraden om een passende GUE opleiding te volgen.

Klik door naar Stap 1: Diepte


Vorige Vorige Terug naar overzicht Terug naar Technieken

 
Print deze pagina
Print deze
pagina